U heeft het vast wel eens ergens gelezen, want de meeste mensen weten dit wel: Portretfoto’s mag je niet met een groothoeklens maken, want dan wordt het gezicht helemaal vervormd. Nietwaar? Inderdaad: NIET waar! Vervorming van gezichten e.d. treedt niet op omdat u een groothoeklens gebruikt, maar omdat u te dicht bij het onderwerp bent gaan staan. Het is de afstand die voor de vervorming zorgt, niet het brandpunt. [G2:383 class=g2image_float_left] U kunt dus wel degelijk een portretfoto maken met een groothoeklens, als u de afstand tot de geportretteerde maar niet kleiner maakt dan zo’n anderhalve meter. Natuurlijk krijgt u dan geen ‘echt’ portret, dus geen foto met alleen het gezicht van de persoon erop. Dat is het gevolg van de groothoek, die immers een brede beeldhoek heeft. Er komt veel meer op dan alleen een gezicht, maar dat hoeft helemaal niet erg te zijn. Zo kunt u bijvoorbeeld laten zien in welke omgeving de persoon leeft, ook dat kan heel veel bijdragen aan de foto. Het gebruik van een groothoek is juist aan te raden om een persoon in z’n of haar omgeving te laten zien. Zou u een langer brandpunt gebruiken, dan moet u erg veraf gaan staan om toch nog een stukje omgeving op de foto te krijgen. Daardoor lijkt die omgeving ‘vast te plakken’ aan de persoon. Met een groothoek ziet het er juist veel natuurlijker uit, omdat u voldoende dichtbij kunt blijven. Dat geeft ook een beter contact tussen onderwerp en camera. En u legt meer het accent op de persoon. In dit voorbeeld wordt het kindje wat vergroot t.o.v. de moeder, doordat er van relatief dichtbij is gefotografeerd. De afstand was klein, maar net groot genoeg om geen opvallende vervorming in het gezicht te krijgen. Door met een sterke groothoek te werken (24mm = 17 mm bij een cropfactor van 1,5), komt toch een flink deel van de omgeving op de foto.