Het werken met de (super)groothoek

Bij veel fotografen bestaat de indruk dat vooral het teleobjectief de meest bijzondere mogelijkheden biedt. We zien dit aan de grote belangstelling voor steeds langere telezooms, zoals bijvoorbeeld de 18-200mm. En we zien dit ook bij compactcamera’s, waar modellen met lange telezooms duidelijk beter verkocht worden dan modellen met zoomobjectieven die meer in groothoekbereik liggen. Een groothoek zoomobjectief wordt veel minder gekocht dan bijvoorbeeld een teleobjectief en dat is best wel jammer, want juist met sterke groothoeken zijn hele bijzondere foto’s te maken. Een teleobjectief doet feitelijk niets anders dan een deelvergroting maken uit een foto. Zou je een foto die gemaakt is met een korter brandpunt laten uitvergroten, dan krijg je dezelfde foto. Een sterke groothoek daarentegen doet iets heel anders. Omdat zo’n objectief een beeldhoek heeft die veel groter is dan onze eigen ogen, kunnen we daarmee foto’s maken die sterk tot de verbeelding spreken door hun enorme wijdsheid en enorme “diepte”. De creatieve mogelijkheden van een groothoek zijn daarmee feitelijk veel groter dan die van een teleobjectief, mits we wel goed realiseren hoe we ermee om moeten gaan. De meest gemaakte fout bij het fotograferen met groothoek is dat we de afstand tot het onderwerp te groot maken. Daardoor wordt het onderwerp te klein en komt er een flink stuk, meestal oninteressante, voorgrond op de foto. Ga dichterbij! Bij gebruik van een groothoek moet u echt “op uw onderwerp kruipen” en desnoods van 50 cm afstand of minder fotograferen. Pas dan komt de dynamiek van de grote beeldhoek echt tot z’n recht. Bedenk dat dit wel betekent dat ook bij een groothoek soms fors gediafragmeerd zal moeten worden om voldoende scherptediepte te krijgen en dat we dus ook hier vaak vanaf statief zullen moeten werken!